We waren er weer. Bij De Dijk. Als het buiten koud wordt en de feestverlichting in de stad hangt, staat De Dijk geprogrammeerd in de concertagenda. Het was volgens zanger Huub van der Lubbe de 67e keer dat ze in Tivoli optraden. Waarvan wij er zeker 20 keer bij zijn geweest.
Het hadden er ook 21 kunnen zijn als dingen anders waren gelopen met M. Op die ene gemiste De Dijk-avond namen we afscheid van haar. In de auto op weg naar het ziekenhuis hoorden we ‘Kon je met een liedje maar.’ Ook al is een liedje nog zo mooi, het onvermijdelijke kun je er niet mee veranderen zingt de band.
Alle andere keren waren we er wel. Meestal in Tivoli, het oude en het nieuwe. Maar ook regelmatig in Paradiso, waar ik ze altijd het sterkst vind.
Naar De Dijk gaan, is een feestje. Van herkenning, van vrienden, bier en positieve weemoed. We weten wat we kunnen verwachten. Een paar van mijn favoriete nummers komen voorbij. ‘Niemand in de Stad’ en ‘Binnen zonder kloppen’. Huub wisselt van jasje en tegen het eind van het concert komt hij op in een t-shirt, de broek zoals altijd hoog in de taille.
Ons hart is groot en ieder jaar zijn we een beetje verliefd op Huub. De liedjes geven je het gevoel dat het leven geleefd moet worden. Emoties vallen op zijn plek en zorgen zijn er voor later. Gemeten aan de intensiteit van hun optreden zou je niet zeggen dat ze dit al zo vaak hebben gedaan.
Met een biertje in de hand bespreken wij wat ideeën voor de band. Een duet met een jonge, opkomende zangeres, een gastoptreden van een waanzinnig vocaal talent of een onverwachte cover. Dat zou mooi zijn, maar onze ideeën bereiken helaas het podium niet.
“Zo, jullie hebben elkaar lang niet gezien” laat Huub spottend weten als het geroezemoes in de zaal weer luider wordt. Het is waar. De vriendschap en de gesprekken laaien makkelijk op in de warmte van de muziek.
De band speelt een paar nieuwe nummers waarvan ‘Nu of nou’ nu al als een De Dijk- klassieker klinkt. En dan zit het concert er weer op. Nou ja, bijna dan. Want een concert van De Dijk is niet afgelopen zonder dat we Dansen op de Vulkaan hebben gehoord.
Na de allerlaatste toegift zakken we af naar het café. De avond is veel te kort. Zo’n avond waarop je eigenlijk niet naar huis wilt. Nog één drankje dan. Dan gaan we. Echt.